Broeders

De benaming broeder wordt veelvuldig gebruikt in bepaalde kringen zoals bijvoorbeeld de vrijmetselarij, de gilden, de christelijke broederschappen en vrij recent in motorclubs (de M.C. ‘s). Men verwijst daar doorgaans mee naar een gelijkgezinde, een lid van dezelfde groep. Ook al wordt de benaming broeder vaak ijdel gebruikt is het toch interessant om de oorsprong en betekenis te onderzoeken.

De meeste mensen gebruiken de benaming broeder natuurlijk om een familielid in de 2e graad te duiden. Een broeder, een bloedverwant, de mannelijke variant van zuster. Maar dan heet dit familielid gewoonlijk ‘een broer’. Broeder raakte in onbruik. Maar wat betekent ‘broeder’ in oorsprong en wezen eigenlijk?

Broeder is een in oorsprong Germaans woord voortkomende uit een Indo-Europese verwantschapsaanduiding. En Nederlands stamt af van het Germaans en behoort, zoals jullie wel weten, tot de Indo- Europese taalfamilie. In de Oudgermaanse talen heette broeder: Os. ‘brōdar’ (mnd., nnd. bro(d)er); ohd. ‘bruoder ‘(nhd. Bruder), ofri. ‘brother ‘(nfri. ‘broer’ of ‘broer’, oe ‘brōdor’ (ne. brother), on. ‘bróðir’ , nzw. ‘brode’r, ‘bror’, nijsl. ‘Bróðir’, got ‘broþar’ (Krim-Gotisch ‘bruder’), alles uit het Proto Germaanse: *brōþer- broer. Verwant met: Latijn ‘frāter’, Grieks ‘phrā́tēr’, Sanskrit ‘bhrā́tār’, Avestisch ‘brātā’, Oudperzisch ‘brātā’. Alles komt voort uit het Indo- Europese oerwoord voor broeder: ‘bʰréh₂tēr’.

Interessant is wel dat broeder niet alleen gebruikt werd en wordt om een bloedverwant aan te duiden, maar ook om een geestesgenoot, een lid van een broederschap. De Germanen gebruikten trouwens eerder de benaming ‘sibbe’ om een bloedverwantschap aan te duiden. Vandaar het Engelse ‘sibling(s)’ om echte bloedverwanten zoals zussen en broers aan te duiden. Men kon natuurlijk ook via een ritueel bloedbroeder worden.

De meest bekende broeders die vooral geestesgenoten zijn en niet zozeer bloedverwanten zijn natuurlijk de ‘christelijke broeders’ in alle varianten. Ook wel bekend als paters van het Latijnse ‘frāter’, broeder. Maar je had of hebt ook bijvoorbeeld de gildebroeders. Je zou dan denken deze zijn in oorsprong minder religieus, maar niets is minder waar. Uiteraard gaat het op het eerste zicht om een beroepsvereniging, maar de naam ‘gilde’ wijst op een in oorsprong cultisch genootschap. Deze werd afgeleid van dezelfde stam als het Nederlandse geld. Een geldelijke bijdrage aan een gemeenschappelijke offermaaltijd. Een gilde was dus in oorsprong een groep van geestesgenoten die op regelmatige tijdstippen samenkwamen om een cultisch maal te nuttigen en daar ‘geld’ voor inzamelden. Het Oudduitse ‘gelt’ werd gelijkgesteld aan het Oudduitse ‘bluostar’ een ‘blót’ een offer.

Onder invloed van de kerk zijn de gilden eerder seculiere genootschappen geworden met een erg oppervlakkig religieus kantje. De gilden werd immers bestreden omdat zij tal van voorchristelijke religieuze gebruiken in leven hielden.

Verschillende verbodsbepalingen werden er uitgevaardigd tegen de gilden en hun gebruiken. Leerzaam is de aanklacht van Hincmar van Reims in het jaar 852 n.o.j naar de gilden toe. Drinkgelagen en offermaaltijden der gilden werden verboden. Ook een aantal cultische handelingen. Wel toegestaan was het verzamelen van aalmoezen, (christelijke) gebeden en vrome liefdadige werken. Nu het bracht aanvankelijk allemaal niet erg veel aarde aan de dijk. De gilden bleven hun offermaaltijden en drinkgelagen gewoonweg voortzetten.

Daardoor kwam er in de ‘capitularia’ van het jaar 888 nog een totaal verbod op gilden. Daarin staat dat het niet meer toegestaan was een gilde te vormen. De gilden bleven echter tot op de dag van vandaag bestaan. Om te overleven hadden zij wel de voorchristelijke gebruiken losgelaten en vervangen door christelijke of op zijn minst overgoten met een christelijk sausje. Meestal bleven de oude principes en tijdstippen van hun offerfeesten wel bewaard. De dronken op de oude goden werden nu gehouden op de nieuwe heiligen en de oude vieringen in verband met de solstitia kregen een nieuwe christelijke naam. Het spirituele hoogtepunt in de middeleeuwen, de gotiek, dankt haar rijkdom aan de kruisbestuiving tussen pre christelijke wijsheid en christendom.

Erg interessant is deze formule om het oude geloof af te zweren uit het einde van de 8e eeuw Ze is in het Saksisch. De Saksen waren toen net verslagen door de Franken en ze dienden zicht te bekeren tot het christendom en te verzaken aan de oude goden. Deze doopformule moesten ze herhalen tijdens hun ‘doop’:

“Forsachistu diobolae end allum diobolgeldae, end allum dioboles uuercum”
Respondeat: “End ec forsacho allum dioboles uuercum and uuordum,
Thunaer ende Uuoden ende Saxnote ende allum them unholdum the hira genotas, sint.”

Vertaald naar het hedendaags Nederlands staat er: “Verzaak jij (aan) de duivel en aan alle duivelsgilden en aan alle duivelse werken?” Antwoord: “Ik verzaak aan alle duivelse werken en woorden, Thunaer, Uuoden en Saxnot en alle onheiligen die hun genoten zijn.”

Er staat letterlijk duivelsgilden. Men doelde op de offers aan de oude goden, die hier gelijkgesteld werden met duivels. En dus betekent het duivelsoffers. Daarnaast verwees men in deze doopformule ook naar de genootschappen die deze offers brachten en dat waren de gilden. Verder zie je trouwens de vereiste afzwering van de Germaanse en bij uitbreiding Indo-Europese goden drie-eenheid. Wodan (Odin), Donar (Thor) en Saxnot. Saxnot betekent letterlijk Saksengenoot, de genoot der Saksen.

Een genoot is iemand waar mee je van iets gezamenlijk gebruik maakt. Echtgenoot bijvoorbeeld. Maar ook geestgenoot. Saksnot was dus de gemeenschappelijke god van alle Saksen. Het is niet duidelijk op wie men doelde. Doorgaans bestond de Germaanse goden drie-eenheid uit Wodan, Thor en Freyja of Frey. Een god of het principe van de wijsheid, een god of het principe van kracht en een god(in) of het principe van schoonheid/liefde.

Gildebroeders waren geestgenoten. Zij beloofden mekaar steun. Welke soort steun valt ook af te leiden uit oude teksten over de eerste bekende gilden. Bijvoorbeeld de buurgilden zworen mekaar steun in nood. Dat kon zijn na een brand, schipbreuk of andere ellende. Maar ook gaan om strijd en dan werden ze strijdmakkers. Deze ‘makkers in de strijd’ gaan ook terug op de voorchristelijke mannenbonden. Tijdens gevechten op leven en dood was er nood aan een hecht en broederschap.

Verder hadden ze de plicht om samen deel te nemen aan rituele maaltijden en drinkgelagen en bijvoorbeeld aan een dodenmaal ter ere van een overleden gildelid. Ze hadden ook rechten die regelrecht afstamden van de rechten der oude cultische mannenbonden uit voorchristelijke tijden. Maar dat is een ander verhaal.

Het is ook maar een beknopt artikeltje over de achtergrond van de benaming ‘broeder’ in de zin van een geestesgenoot. Maar ik hoop dat het duidelijk is dat er heel wat meer schuilt achter de benaming broeder dan op het eerste zicht lijkt.

Het is dus niet alleen een bloedverwant maar het kan ook een geestesgenoot zijn. Iemand die eenzelfde soort wereldbeeld en dezelfde cultische handelingen en riten deelt eigen aan zijn broederschap.

Ook de band met de gilden is bijzonder interessant. Het is tenslotte uit een van deze gilden, de bouw of metsersgilden, dat bijvoorbeeld de vrijmetselarij ontstond of toch op zijn minst haar symboliek haalde. En eveneens het gebruik van de benaming ‘broeder’ voor een geestesgenoot een medelid van de vrijmetselarij. Zo bleef de niet profane betekenis van broeder tot op vandaag in gebruik.

Niet alles werd aangehaald in dit korte artikeltje. Maar het geeft toch een iets dieper inzicht over het gebruik en de oorsprong van de benaming broeder tot op vandaag. Vooral dan in verband met de niet profane betekenis van broederschap.

Geschreven door Erwin Horckmans

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *