47ste probleem van Euclides
De Stelling van Pythagoras
De vrijmetselarij biedt de mensheid een methode voor zelfontwikkeling. Zij gebruikt hiervoor de allegorie van een bouwplaats. Haar symbolen zijn architectonische of geometrische werktuigen. Maar waarom? Wat is de relatie tussen architectuur of geometrie, en jezelf een beter mens maken.
De Stelling van Pythagoras, ook wel bekend als het 47ste probleem van Euclides, toont de relatie aan tussen de vrijmetselarij als systeem of methode van zelfverbetering of zelfontwikkeling, en haar unieke gebruik van architectuur en geometrie om dit ‘verhuld’ over te brengen.
Waarom was dit ooit een belangrijk maçonniek symbool? Het symbool was vroeger zo belangrijk dat het op de cover stond van onze eerste ‘Grondwet’. Daarin werd deze Stelling omschreven als “That amazing Proposition which is the foundation of all Masonry.” Dat dit belangrijke symbool uit de moderne Nederlandse vrijmetselarij is verdwenen, zegt misschien iets over de tijd waarin we leven.
Rechte hoek bepalen
De Stelling van Pythagoras toont aan dat je door middel van logische deductie, en iets simpels en alledaags als een touw of takjes, een perfecte rechte hoek kan berekenen. Essentieel om iets te kunnen bouwen.
De vrijmetselaar probeert ook een rechte hoek te maken. Namelijk met zijn medemens. We noemen dat in de vrijmetselarij ‘in de rechte verhouding staan tot de medemens’. Daar waar een operatieve steenhouwer een rechte hoek moet kunnen beredeneren, bijvoorbeeld dus met een stuk touw, zo moet de speculatieve steenhouwer, de vrijmetselaar, zijn immateriële rechte hoek kunnen beredeneren. Niet met een touw, maar met logica.
De esoterische Stelling van Pythagoras is een argument tegen de filosofie van het moreel relativisme. Of eigenlijk beter gezegd, want moreel relativisme is een hele moderne tak van filosofische sport en niet bekend in de 18de eeuw, is de stelling een pleidooi voor moreel objectivisme.
De Stelling van Pythagoras was volgens de oude Grieken een geometrisch bewijs van het bestaan van een objectieve wiskundige, en bij extensie, morele wet. De oude Griekse filosofen waren op zoek naar de Waarheid, inderdaad met een hoofdletter, en niet naar de subjectieve waarheden die we in onze postmoderne samenleving zo hoog achten.
Onderzoeken van het tijdloze
De oude Grieken vonden onderzoek naar subjectieve, tijdelijke dingen onzinnig. De ware filosofie, en dus ook wetenschap – wat in die tijd hetzelfde was – diende zich alleen bezig te houden met het universele, het tijdloze, het permanente. Rekenkunde was de beste methode om dit te doen.
Wat geldt voor materiële of stoffelijke zaken, gold volgens de oude Grieken dus ook voor immateriële of geestelijke zaken. Wanneer mensen het eens zijn over wat goed is en wat fout, een sociaal contract dus, dan kan dit een nuttig instrument worden. Een instrument dat algemeen gebruikt kan worden voor het algemeen belang.
De oude Griekse filosofen geloofden in een Hoog Beginsel, in een Noodzakelijke Bron. In de vrijmetselarij geven wij dit hoog beginsel de naam ‘Opperbouwmeester des Heelals’.
Als er een Noodzakelijke Bron is, zo dachten de Griekse filosofen, en de Noodzakelijke Bron is orde, dan moet er ook orde zijn in het universum. En dan niet alleen in het materiële universum, maar ook in onze immateriële realiteit. Het hermetische ‘zo boven, zo beneden’.
Als er een te waarnemen orde is in het universum, dan kan men daaruit afleiden dat het universum een doel heeft. Als het een doel heeft, dan heeft het goed en fout. Goed werkt naar dat doel, fout werkt het doel tegen. De creatie is universeel, het doel is universeel en dus zijn goed en fout universeel.
Rekenkundige orde werd dus gelinkt met een spirituele of ethische orde. Moraliteit of ethiek, logica en universele orde waren drie zijden van dezelfde driehoek. U begint nu misschien ook wel te vermoeden waarom dat symbool in de vergetelheid is geraakt.
Meten van ‘goedheid’
Vrijmetselaren gebruiken gereedschappen en werktuigen als symbolen, omdat zij, in ieder geval in de 18de en 19de eeuw, net als de oude Griekse filosofen geloofden dat ‘goedheid’ kon worden gemeten, namelijk door middel van onze daden.
Maar voor een werktuig om effectief te zijn, dient het twee dingen te zijn: algemeen aangenomen of geaccepteerd, en gebaseerd op een wiskundige constante.
Een voorbeeld: De oude lengtemaat cubitus of el is een voorbeeld van moreel relativisme. De lengte van iemands onderarm (el is afkomstig van elleboog) tot aan het puntje van de langste vinger is voor iedereen verschillend.
In Nederland werden er op een gegeven moment negen verschillende el-maten gebruikt, zoals de Amsterdamse el die 68,8 cm was of de Twentse el die 58,7 cm was. Dit werkte natuurlijk niet. Daarom ging iedereen in 1725 akkoord met het gebruik van de Haagse el, te weten 69,4 cm. Nu pas was de el een nuttig instrument, of meeteenheid, geworden.
Laten we nu de allegorie gebruiken welke de vrijmetselarij toepast om haar oude wijsheid over te brengen.
Als een groep bouwvakkers, of steenhouwers, een tempel bouwt en de Haagse el gebruikt, dan kunnen ze allemaal samenwerken. Maar wanneer een rebelse steenhouwer zegt “ik ben het belangrijkste, ik gebruik de lengte van mijn eigen arm!” dan zullen zijn blokken steen niet passen.
Maar waarom is deze steenhouwer fout? Omdat het algemeen belang niet wordt gediend? Of misschien omdat de keuze van de individuele steenhouwer ervoor zorgt dat het doel niet kan worden gehaald?
De antwoorden op deze vragen zijn afhankelijk van een universele of algemene aanvaarding van hoe de tempel eruit moet zien. Maar dit is geheel subjectief; gebaseerd op een mening. De ene steenhouwer zegt het ene, een andere steenhouwer zegt iets anders. Wie bepaalt wie gelijk heeft?
En hoe zit het met koning; de opdrachtgever voor de bouw? Misschien is de mening van een individuele steenhouwer verkeerd omdat de koning iets anders zegt. Immers, de koning is degene die de opdracht voor de bouw van de tempel heeft gegeven. Hij is de baas en hij bepaalt welke steenhouwer gestraft wordt en welke beloond.
Wanneer de koning het afwijkende blok van de rebelse steenhouwer onderzoekt en deze goedkeurt, zijn de blokken steen van de andere steenhouwers plotseling allemaal fout. Iedereen behalve de rebel is fout, omdat de koning van gedachten is veranderd. Dat kan natuurlijk niet.
Goed en fout zijn dus volledig afhankelijk van de doelen waarover wij, een groep, het eens zijn. Dat lijkt te pleiten voor moreel relativisme. We kunnen een algemene maatregel nemen wanneer we aan, of naar, hetzelfde doel werken.
Maar wat als we net als de oude tempelbouwers meerdere generaties aan het doel werken? Wie bepaalt dan dat doel? Wie bepaalt wat goed en fout is? De maatschappij verandert immers af en toe van gedachten. De koning verandert van gedachten. En wijzelf veranderen van gedachten.
Hoog Beginsel
Goed en kwaad, zonder een Hoog Beginsel dat boven individu, maatschappij of heerser uitstijgt, is alleen maar een tijdelijke keuze, een geriefelijke mening. En daar zien we een pleidooi voor moreel objectivisme.
Daarom maakt de maçonnieke filosofie gebruik van geometrie om haar boodschap over te brengen. De lengte van een 24-delige meetstok kan door mensen subjectief worden bepaald. Maar een rechte hoek niet.
Graden kunnen we verzinnen – 90 graden is volledig subjectief – maar een rechte hoek niet. Een rechte hoek is een rechte hoek. Dit is de Stelling van Pythagoras. Het is onveranderlijk. Het is wat het is, overal in het heelal. En noch onze rebels bouwer noch de koning kan dit veranderen.
Dit is het belang van geometrie. Dit is het belang van een Hoog Beginsel. De Noodzakelijke Bron is onze morele constante. Waarom is moord verkeerd en immoreel? Het is verkeerd omdat het volgens een Hoog Beginsel verkeerd is. Het is in principe, of principieel, verkeerd. En niemand kan de ‘gedachten’ van dit Hoog Beginsel veranderen.
Het Hoog Beginsel, de Noodzakelijke Bron, onze Opperbouwmeester des Heelals, heeft een doel voor het universum en voor ons; een mensheid voortstuwende wereldorde of zoals we tegenwoordig zeggen ‘een te voltooien bouwwerk waarvan iedere mens een levende bouwsteen is’.
Als er geen Hoog Beginsel is, dan is iets niet verkeerd, maar is het gewoon een mening. Ons doel dient universeel en constant te zijn. En vanwege deze twee dingen,universeel en constant, kunnen meetbare begrippen als goed en kwaad bestaan.
De vrijmetselarij heeft het dan ook over ‘een Hoog Beginsel’, en niet over ‘uw Hoog Beginsel’. De chaos die moreel relativisme kan veroorzaken zien we hede ten dage in onze samenleving.
Nieuwe Toren van Babel
Er is geen Waarheid met een hoofdletter meer, alleen iedereens persoonlijke waarheid. En die waarheid met een kleine letter is wel heilig voor die persoon. We dienen de onwetendheid van de een even serieus te nemen als de kennis van de ander. Het resultaat; een kakofonie aan meningen waar niemand meer wijs van wordt.
We werken allen hard aan een nieuwe Toren van Babel. En we weten wat daarmee is gebeurd. Misschien waren zij de Stelling van Pythagoras ook vergeten.