De geboorte van de vrijmetselarij

De wortels van de vrijmetselarij

Andries Van den Abeele
De geboorte van de vrijmetselarij
Er waren eens een paar Londense clubs.
In Charles Street Londen, in de taveerne De Appelboom, hadden in de loop van het jaar 1716 enkele
deftige burgers een rendez-vous. Ze vertegenwoordigden vier clubs die in Londense pubs hun
bijeenkomsten hielden. Samen besloten ze zich tot Grand Lodge uit te roepen en dit op een algemene
feestvergadering te bevestigen. Op 24 juni 1717, feest van Sint-Jan de Doper, vonden ze mekaar terug
op de eerste verdieping van De Gans en de Rooster in de schaduw van St.-Paul’s Church. Daar gingen
ze over tot de installatie van een Grand Lodge of the Most Ancient and Right Worshipful Fraternity of
the Free-Masons. Tot eerste Grootmeester verkozen zij een niet nader omschreven gentleman, Antony
Sayer (1672-1742).

Dit verhaal staat te lezen in elk boek dat over de vrijmetselarij handelt. Is het honderd procent
betrouwbaar? Zoals zoveel in de geschiedenis van de vrijmetselarij, roept ook het relaas van de
stichting van de Grand Lodge of London and Westminster vraagtekens op. Immers, pas in het jaar
1722 liet de nieuwe vereniging voor het eerst van zich horen. Verslagen van de bijeenkomsten van
Grand Lodge werden pas vanaf juni 1723 bijgehouden. Voor de periode 1716 tot 1723 zijn we
aangewezen op wat dominee James Anderson (1662-1739) hierover in 1738 heeft gepubliceerd. Een
relaas, twintig jaar nadien geschreven, door een grijsaard die in vorige geschriften niet had
uitgeblonken door historische accuratesse, vraagt om een kritische benadering. Laten we evenwel
aannemen dat het verhaal in grote lijnen juist is. Of echt alles voorviel op de data die er méér dan
twintig jaar later voor werden opgegeven, is namelijk niet belangrijk.

Historisch is in elk geval, dat in 1723 bij twee uitgevers in Fleet Street een boekje van 92 bladzijden
verscheen onder de titel: De Constituties van de Vrije-Metselaars, bevattende de geschiedenis,
plichten, reglementen, enz. van deze Aloude en Eerbiedwaardige Broederschap. Ten behoeve van de
Loges. Het boekje was van de hand van de Schotse presbyteriaanse dominee James Anderson en werd
ingeleid door de anglicaanse dominee John-Thomas Desaguliers. Het was allesbehalve een geheim
document, want de uitgevers maakten de publicatie bekend door middel van advertenties in de
Londense bladen.

De geschiedenis volgens Anderson
Anderson, die als hobby de genealogie beoefende, begon de geschiedenis van de vrijmetselarij als
volgt: Adam, onze eerste voorvader, geschapen naar het beeld van God, de Opperbouwmeester van het
Heelal, moet de wetenschap, meer bepaald de meetkunde in het hart gegrift zijn geweest, want sedert
de Zondeval vinden we de principes ervan in de harten van zijn nakomelingen. Adam, de eerste
vrijmetselaar!

Een hele reeks bijbelse of historische personages werden vervolgens ten tonele gevoerd in de rol van
vrijmetselaars: Kaïn, Noach en zijn zonen Sem, Cham en Jafeth, allen waarachtige Metselaars,
Nemrod de bouwer van Ninive, Misraïm die de Koninklijke Kunst in Egypte introduceerde, Mozes, de
Algemene Meester-Metselaar, Salomo de prins van de Architectuur, Hiram, de volmaaktste metselaar
ter wereld, Nebukadnezar, de schepper van de stad Babylon, het grootste bouwwerk op aarde,
Pythagoras, Euclides, Archimedes, Phidias, enz. Al wie als vorst, wetenschapper of bouwmeester een

rol in de prechristelijke tijd had gespeeld, zou dus tot de vrijmetselarij hebben behoord. Grootmeester

Mozes riep vaak zijn onderdanen in logebijeenkomsten samen tijdens de doortocht in de woestijn,
Salomo was Grootmeester van de loge in Jeruzalem, Zerubabel was de Algemene Meester-Metselaar
van de joden, koning Ptolemeus had dezelfde titel in Egypte en keizer Augustus werd Grootmeester
van de loge in Rome.

Geloofde Anderson zelf dit verhaal? Kon hij zijn medebroeders en zijn lezers ervan overtuigen dat al
die bijbelse of historische personages inderdaad vrijmetselaar waren geweest en dat de Grand Lodge of
London and Westminster hun rechtstreekse opvolgers groepeerde? Zelfs voor de achttiende-eeuwse
lezer moet dit moeilijk te slikken zijn geweest. Maar ja, het was met zoveel overtuiging neergepend,
verwees naar de oude archieven van de metselaars en verscheen met de aanbeveling van Desaguliers
die als leerling van Newton een vleiende reputatie van wetenschappelijk vorser had opgebouwd. Wat
moesten de weinig kritische gentlemen hier wel van denken?

Enigszins verrassend werd Jezus Christus niet bij de vrijmetselaars ingelijfd. Hij werd alleen zijdelings
vermeld met betrekking tot keizer Augustus, onder wiens regering geboren werd de Messias van God,
de grote Architect of Opperbouwmeester van de Kerk. Men kan zich voorstellen dat dit wel enig
probleem gesteld zal hebben voor Anderson. Als hij Jezus bij de vrijmetselaars opnam, dan moest hij
onvermijdelijk niet alleen de apostelen en de evangelisten maar ook de bisschoppen van Rome en de
kerkvaders mee vermelden, en in het protestantse Engeland zal dit hem wel een te riskant pad geleken
hebben.

Voor verdere informatie lees verder in de PDF : De wortels van de vrijmetselarij 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *