De Operationele Werktuigen van de Bouw
“Toen ik zag dat U, Hoogmachtige Keizer Augustus, niet alleen aandacht schonk aan het welzijn van
de maatschappij in het algemeen, maar ook aan het stichten van openbare gebouwen voor nuttige
doeleinden, zodat de Staat door Uw Keizerlijk toedoen niet alleen verrijkt werd met veroveringen van
nieuwe gebieden, maar dat de grootheid van zijn macht met een duidelijk te onderkennen gezag tevens
werd uitgedrukt in die openbare gebouwen, toen dacht ik dat ik de eerste de beste gelegenheid moest
benutten om U Hoogmachtige Keizer mijn geschriften over dit thema voor te leggen.”
Met deze woorden begint de beroemdste schrijver over het bouwen in de Oudheid, de Romein Marcus
Vitruvius, zijn Tien Boeken over de Architectuur vlak vóór het begin van onze jaartelling
gereedgekomen na een jarenlange studie in het gehele oostelijke gedeelte van het Middellandse
Zeegebied. Deze zg. Vitruvius is niet alleen de belangrijkste bron over het bouwen in de Oudheid,
maar heeft tevens het bouwen in de latere middeleeuwen zeer sterk beïnvloed door toen verschenen
vertalingen, bewerkingen en commentaren.
In de loop van mijn voordracht toon ik U een aantal illustraties uit de laatmiddeleeuwse bewerking
van de Duitse humanist Walter Reiff (Gualther Rivius), waaraan ik ook een deel van mijn gegevens
over de werktuigen van de bouw ontleen.
Prehistorie
Zo heeft de primitieve mens na de holenperiode volgens Vitruvius bescherming tegen de elementen
gezocht door het oprichten van bouwsels, met een duidelijke onderscheiding in twee ook vandaag nog
gebruikte methoden: de stapelbouw en de skeletbouw. De eerste door het opstapelen van stenen al of
niet met klei of leem samengebonden, de tweede door hout van bomen en struiken met twijgen aan
elkaar te binden en over het zo ontstane skelet huiden van dieren te leggen. Uit opgravingen is bekend
dat deze prehistorische mens zich bij die bouw al bediende van werktuigen welke de bewerking van
steen en hout mogelijk moesten maken. Werd de energie van de bewerking door de spieren van hand
en arm opgeleverd, de uitwerking werd vergroot door vuistbijltjes, bij duizenden in primitieve
nederzettingen gevonden. Daarmee was zowel de hamer als de latere beitel in één werktuig
geïntroduceerd; het is verbazingwekkend te constateren welk een scherpe rand men aan de harde steen
wist te verkrijgen om de beitel- en mesfunctie te kunnen uitoefenen. Ongetwijfeld zullen ook stevige
houten stokken als koevoet hebben gediend om zwaardere stenen of boomstammen te verplaatsen,
Voor het vervolg lees verder in de PDF : De Operationele Werktuigen van de Bouw